Waardplanten / Hostplants

secundaire plantenstoffen

Iedereen die planten determineert weet dat smaak en geur belangrijke kenmerken zijn. Elke plantensoort heeft zijn eigen bouquet. Dit bouquet is er niet om ons te plezieren; samen met harsen, phenolen, melksappen en talloze andere chemische verbindingen hebben deze, zogenaamde secundaire, plantenstoffen de biologische betekenins dat ze de plant onaantrekkelijk, of regelrecht giftig, maken voor insecten die ervan eten. Alleen een insect dat zich in de loop van zijn evolutie op een waardplant heeft gespecialiseerd is in staat om door deze biochemische barrière heen te breken. Deze specialisten hebben het wapen van de plant vaak zelfs omgekeerd: ze hebben er niet alleen geen last van, maar hebben de betreffende stoffen nodig voor hun ontwikkeling, of als stimulans om te eten.

secondary plant compounds

Everyone who sometimes identifies a plant knows how different they are in taste and smell. Each species has its own bouquet. This bouquet doesn't exist to please us; together with resins, phenolics, latex and countless other chemical substances, collectively known as secondary compounds, their biological functions its to make the plant impalatable, or even downright toxic, to herbivorous insects. Only an insect that in the course of its evolution has specialised on a particular hostplant is capable of breaking through this chemical barrier. Often these specialists has turned around the plant's weapon: they not only are not damaged by it, they often need these compounds for their development, or as a stimulus to eat.

mono-, oligo-, polyfaag

De larve van ee bladmineerder, die zijn hele leven doorbrengt op een enkele waardplant, is maximaal blootgesteld aan de chemische verdediging van de plant. De meeste mineerders leven daarom op een enkele plantensoort, of op een klein aantal soorten die zo nauw verwant verwant zijn (bijvoorbeeld van hetzelfdezelfde geslacht) dat hun bouquet sterk op elkaar lijkt. Dergelijke mineerders worden monofaag genoemd. Oligofage mineerder, soorten die leven op een beperkt aantal niet heel sterk verwante plantensoorten, zijn veel minder gewoon, en uitgesproken polyfage soorten, die leven op een groot aantal, onderling niet verwante, plantensoorten zijn er maar enkele; Liriomyza strigata is er een voorbeeld van.

mono-, oligo-, polyphagous

A leaf miner larva, that spends its entire larval life on a singe foodplant is maximally exposed to the chemical defence of that plant. Most leafminers therefore are restricted to a single plant species, or to a few species that are so closely related (mostly belonging to the same genus) that their bouquets are very similar. These miners are called monophagous. Oligophagous miners, species that live on several, not very closely related plants are less common. And polyphagous species, occurring on a wide range of unrelated plant speciess, are exceptional; an example is Liriomyza strigata.

determineren

Voor het determineren van mijnen is deze voedselspecialisatie erg handig, omdat kennis van de waardplant een uitstekende aanwijzing geeft van de identiteit van de mineerder. Maar voor het determineren van oligofage mineerders is het ook van belang om enig inzicht te hebben in de verwantschap van de planten. Want naarmate plantensoorten nauwer met elkaar verwant zijn, en hun bouquets op elkaar lijken, is het voor zo'n mineerder makkelijker om de overstap van de ene plant naar de ander te maken. Phytoliriomyza variegata bijvoorbeeld leeft hoofdzakelijk op twee waardplanten, Astragalus en Colutea (hokjespeul en blazenstruik). Dat is niet toevallig, want de twee planten zijn nauw met elkaar verwant, zoals te zien is in het systematisch plantenoverzicht: het zijn de twee enige geslachten van de subfamilie Galegeae. Wanneer men met determineren vastloopt is het daarom aan te raden om in dit overzicht te zoeken naar verwante plantengeslachten, en te proberen of de mijn daar wellicht wel te determineren is.

identification

The strict food specialisation of most miners is a powerfool tool for the identification. But for the identification of the less strict oligophagous species also knowledge of plant classification is necessary. The more closely two plants are related, and the more their bouquets are similar, the easiier it will be for such a miner to make the step van one species to the other. Phytoliriomyza variegata for instance lives mainly on Astragalus (Milk Vetch) and Colutea (Bladder Senna), which is understandable by an inspection of the systematically arranged plant list: they are the only two genera of the subfamily Galegeae. When difficulties are met in using a key, it always is advisable to try the identification in the keys to a few f the most closely related species.

modif. 2.iii.2010