Het ligt voor de hand dat vooral grote larven, zoals van bladwespen, voor vogels aantrekkelijk zijn, zeker als ze in grote aantallen optreden. Heterarthrus nemoratus is zo'n bladwesp; de soort werd rond 1920 per ongeluk geïmporteerd in de Verenigde Staten, en trad korte tijd daarna massaal op; tot 50% van de larven werd toen door vogels opgevreten (Brower, 1934a).
Vooral mezen staan bekend als predatoren van mineerders (Ellis, 2000a; Hespenheide, 1991a; Owen, 1975a). Een mijn die door een vogel onderhanden is genomen vertoont een kenmerkende V-vormige opening.
Obviously large larvae, like those of mining sawflies, must be an attractive prey for insectivorous birds. This was testified by Heterarthrus nemoratus; this species was around 1920 inadvertently introduced from Europe into the United States, and built up immense populations in a relatively short time. Around 50% of the larvae were eaten then by birds (Brower, 1934a).
Especially tits are well known predators of miners (Ellis, 2000a; Hespenheide, 1991a; Owen, 1975a). A mine that has been handled by a bird has a characteristic V-shaped opening.
Tischeria ekebladella op eik
Tischeria ekebladella op eik
Vooral in parkachtige situaties kan vogelpredatie op de hulstmineervlieg opvallende vormen aannemen. De vogels weten de puparia precies te vinden: een gepredeerd blad heeft nooit meer dan één predatiespoor. In meer natuurlijke omgeving lijkkt vogelpredatie echter geen merkbaar effect op de populatie te hebben (Gripenberg & Roslin, 2008a).
Especially in suburban sitations bird predation on Phytomyza ilicis can be conspicuous. The birds are able to locate the puparia with impressive precision: a second stab is never necessary. I more natural settings however bird predation seems to have a negligible effect on the population (Gripenberg & Roslin, 2008a).
Phytomyza ilicis op hulst
Phytomyza ilicis on Holly
Gaasvlieglarven hebben lange en dunne, holle, mandibels, waarmee ze gewoonlijk bladluizen, eieren en dergelijke aansteken en uitzuigen. Hier is een mineerder, door de wand van de mijn heen, aangestoken. De verschrompelde larve is in doorzicht te zien.
Lacewing larvae have long and thin, hollow, mandibles which are used to stab and suck out aphids, insect eggs and the like. Here a miner has been stabbed through the wall of its mine. The shrivelled remains of the victim are vaguely visible.
Tischeria ekebladella op eik
Tischeria ekebladella on Oak
Het is bekend dat sluipwespen hun slachtoffers niet alleen belagen door een ei op ze af te zetten met de bekende gevolgen. Van tijd tot tijd bijt en knijpt een sluipwesp ook een niet te groot insect, en drinkt de vrijkomende vloeistof. Men heeft waargenomen dat ook mineerders zo, door de wand van de mijn heen, werden behandeld.
It is known that ichneumon flies not only attack their prey by laying an egg on them, with the well-known results. From time to time an ichneumon fly also attacks an insect with its mandibles, biting and squeezing it, and drinking the juices that are extruded; this behaviour is known as adult feeding. It has been observed that also mining larvae have been attacked in this way, through the wall of their mine.
Ook van sommige rondlopende spinnen, die de bewegingen van de larven blijken te kunnen voelen is waargenomen dat ze mineerders aanpakken. Soms sleuren ze de larven uit de mijn, soms ook zuigen ze hem uit zonder hem uit de mijn te halen (Amalin ea, 2001a).
Also some ambulatory spiders have been seen to attack leaf miners. Apparently they are able to register the presence of the miner by its movements. Sometimes they drag teh larva out of the mine, at other occasions the prey is consumed through the wall of the mine (Amalin ao, 2001a).
Rovende insecten, met name oorwormen en mieren, spelen een rol als doodsoorzaak. Hering (1967a) vond in Dalmatie aanwijzingen voor een sterke mortaliteit door mieren; Koricheva, Lappalainen & Haukioja (1995a) vonden dit in Scandinavië bij Eriocrania-mijnen. De voornaamste aanwijzing voor dit type van mortaliteit is een opgengescheurde mijn, zonder pop of larve.
Predatory insects, in particular earwigs and ants, attack leaf mines as well. Hering (1967a) found indications of heavy mortality by ants in Dalmatia; Koricheva, Lappalainen & Haukioja (1995a) found in Scandinavia many signs of ant predation on Eriocrania mines. The main indications for this type of mortality is a mine that has been torn open, from which the larva or pupa is missing.
Phyllonorycter coryli op hazelaar
Phyllonorycter coryli on Hazel
Fenusa pumila op berk
Fenusa pumila on Birch
Regenwormen trekken rottende bladeren in hun gangen, en vreten die op. Voor mineerders die in de mijn overwinteren is het feit dat zij als larve of pop ondergronds terechtkomen een ernstige bedreiging. Laing ea (1986a) vonden dat wannneer het voorjaar koud is, en Phyllonorycter blancardella pas laat uit de pop komt, een groot aandeel van de poppen onder de grond terechtkomt voordat de vlinders uit hebben kunnen komen.
Earthworms pull rotting leaves into their burrows, and devour them. For those miners that hibernate within their mines being pulled underground poses a severe threat. Laing ao (1986a) found that in years with a could spring, when Phyllonorycter blancardella emerges only late from its pupa, a considerable proportion of the pupae perishes below ground.
modif.16.x.2009